Oorsprong van bier
Bier bestaat al zo een 6000 jaar. Handel, geologie, economische welvaart zijn een paar van de factoren die mee hebben gespeeld in de ontwikkeling van bier zoals wij dat vandaag de dag kennen. Terwijl de geschiedenis zich bezig hield met het opzetten van beschavingen, technologie en handel, was het goudgele goedje altijd in handbereik.
De verhalen beelden de waarschijnlijkheid uit dat een Soemerische boer zijn vers gemaaide gerst buiten heeft laten liggen in de regen.
Soemerië is de beschaving die vanaf het vierde millennium v.Chr. ontstond in het zuidelijk deel van Mesopotamië. Het is de oudste beschaving daar en een van de oudste ter wereld.
In een poging dit tegen te gaan zou hij de gerst te drogen hebben gelegd in de zon waardoor mout is ontstaan. Door gerst en water te mengen en vervolgens te drogen ontstaat in principe mout. Al snel merkte de boeren dat de gerst nu smaakvoller en makkelijker te kauwen was. Gerstepap of brood werd door de rauwe gerst beter van smaak. Zoeter, omdat het harde zetmeel in het graan later in de productie van mout in suiker wordt omgezet. Even later zou bijvoorbeeld brood gemaakt van deze gemoute gerst opnieuw aan regen zijn blootgesteld. Dit natte mengsel zou rondzwevende wilde gisten hebben kunnen absorberen waardoor gisting optrad . Het vocht wat uit het brood werd getrokken resulteerde in bier.
Het daadwerkelijke moment waarop de mensheid bier ontdekte zal altijd onbekend blijven. Echter, bij opgravingen in Irak zijn rond 3500-3000 voor Christus potscherven gevonden. Op deze potscherven zijn verharde overblijfselen van bier gevonden. Dit in combinatie met overige empirische data leert ons dat bier in die tijd al gebruikelijk was in Mesopotamië. De meeste historici zijn er overigens van overtuigd dat gerst al 3000 jaar eerder van toepassing was voor de productie van bier en brood.
De eerste brouwmeesters
In de eerste samenlevingen waar bier een rol speelde waren het vooral vrouwen die bier brouwden. Vrouwelijke priesters uit Babylonië en Sumerië waren de enige die toen bier mochten brouwen. In Egypte waren huisvrouwen de beheerders van het bouwproces. Zo konden huishoudens ook een extra centje bijverdienen.
Foto: Egyptische hiëroglyfen met vrouwen die bier schenken 2100 v.C bron: historiek.net
Egyptische vrouwen brouwden verschillende soorten bier die vervolgens werden gedistribueerd aan de arbeiders. Even later kregen ook nabij gelegen beschavingen kennis van dit dorstlessende sap en werden deze bieren dus ook al geëxporteerd. Bij de Vikingen werd dit bier ook gebrouwen door vrouwen. Het werd bij de Noormannen zelfs ook evenveel gedronken door mannen als vrouwen. Deze Vikingen brachten het bier mee naar ieder land wat ze veroverd hebben.
Van Egypte naar Europa
Eenmaal aangekomen in Europa bereikten het bier ook de nomadische Angelsaksen die uiteindelijk gevestigd waren in de loop van de 5e eeuw in Noord-Europa. Zij gaven het bier een extra twist door allerlei kruiden en specerijen toe te voegen aan de gegiste dranken. Nadat Europa verbonden was aan de Rooms-Katholieke kerk kwam de bierproductie al snel in handen van de kerk. Monniken mochten bier gaan brouwen, eerst voor persoonlijk genot en ook later om hun abdijen te voorzien. De monniken hebben het brouwproces naar een hoger niveau getild. Sommige historici denken dat het misschien wel de monniken zijn geweest die hop als conserveermiddel aan bier hebben toegevoegd.
De rol van Beieren in de geschiedenis van bier
Tot de 15e eeuw werd bier enkel geproduceerd met bovengistende giststammen.Na de 15e eeuw waren het de bewoners van Beieren die zijn begonnen met het brouwen van lagerbier. Dit deden zij door fermentatievaten in de koude Alpengrotten te plaatsen. Hierdoor kon het bier gedurende de zomer koel worden gehouden waardoor het bier tot in de herfst nog goed te drinken was.
Reinheitsgebot
Het Reinheitsgebot is een wet die in 1487-1516 werd ingevoerd in Beieren. Deze wet is de oudste warenwet ter wereld. Volgens het Beierse Reinheitsgebot mocht bier enkel gemout gerst, water en hop bevatten. Later werd daar ook nog gist aan toegevoegd. Hiermee werd het toevoegen van kruiden, vruchten en gelatine verboden. Het gebod was toen alleen bekend in Beieren en had geen invloed op brouwmethoden buiten Beieren.
In eerste instantie is het Reinheitsgebot niet bedacht om de kwaliteit te garanderen, maar om hongersnoden te voorkomen. Met de nieuwe wet was het verboden om belangrijke granen voor brood, tarwe en rogge voor het brouwen van bier te gebruiken. Daarnaast diende de wet ook om import van bieren gebrouwen buiten Beieren tegen te gaan.
Het brouwen van bier met tarwe (Weizenbier) werd in Beieren toch gedaan onder een speciale uitzondering voor de hertog van Beieren.
De meeste Duitse brouwers houden zich vandaag de dag nog aan de 15e eeuwse wet die in 1906 ook in de rest van Duitsland geïmplementeerd werd.
Louis Pasteur
In de 19e eeuw werd door de Duitser Theodore Schwann geconstateerd dat gisting een levend proces was. Dit werd later bevestigd door een een belangrijke pionier in de ontwikkeling van het hedendaagse bier; Louis Pasteur (1822-1895) was een Frans scheikundige en ontdekte dat twee vormen van wijnsteenzuur bestaan waarbij kristallen elkaars spiegelbeeld zijn. Interessanter is dat hij ontdekte hoe bier langer houdbaar kon blijven.
Door gebruik van niet-verontreinigde gist en gezuiverde lucht wordt bederf tegengegaan. Tijdens het brouwen werden een groot aantal micro-organismen onschadelijk wanneer ongegist bier, oftewel wort, gekookt werd en snel weer werd afgekoeld. Dit principe zo later ook worden toegepast in de zuivelindustrie. Rauwe melk werd zuur en bevatte veel bacteriën die oorzaak waren van de tyfus en tuberculose. Gepasteuriseerde melk daarentegen was veilig te drinken. Door deze grote ontdekking in de wetenschap veranderden de brouwmethoden grandioos.